Wind in de spaken


Langs wegen waar het zonlicht speelt,
waar stilte over velden zweeft,
trek ik met trappers onder mij,
de horizon een open zij.

De lucht is fris, de wind is vrij,
hij zingt een liedje naast mij blij.
De bomen zwaaien langs de kant,
een groet van't leven, ongepland.

De ketting zingt, het ritme klopt,
elke helling word beklopt.
Zweet vermengt met de ochtendmist,
maar elk pedaal voelt als een gist.

Een vonk, een vlucht, een vrije geest,
in 't landschap dat geen haast meer leest.
Hier voel ik mij geen mens van steen,
maar deel van alles om mij heen.

De hei, de duinen, berg en bos,
elk wielspoor een klein kompas.
Niet voor de winst, niet voor het goud,
Maar voor de vrijheid die ik houd.